Engels voor beginners
- The bad man made his breakfast.
De badman maakte zijn broek vast.
- He had a carfull mother.
Hij had een kar vol modder.
- He was brave in the war.
Hij was braaf in de war.
- He had his trouble for his pains.
Hij had zijn druppels voor zijn pijn.
- There was a lawyer in the room.
Er was een luier in de kamer.
- Do you need a ticket, Jack?
Doe je niet een tikkie gek?
- The girl with the soft eyes.
De kerel met het softijs.
- What do you mean?
Wat doe je, Mien?
- The play is nog fair.
De plee is niet ver.
- No parking here!
Niet het park in, heren!
- She made the noise.
Ze meet de neus.
- There is a long way.
Er is een long weg.